De basisingredienten van een verhaal zijn de 3 W’s:
Wie, Wat en Waar.
Maar we hebben nog een vierde ingrediënt nodig om het verhaal spannend te maken; een conflict of probleem.
In mijn nieuwe verhaal krijgt koenijn (WIE) nieuwe laarzen (WAT) die hij dolgraag in diepe plassen wil gaan uitproberen. Zijn moeder probeert hem hier vanaf te houden (CONFLICT) door telkens nieuwe activiteiten voor te stellen. Al die activiteiten vinden plaats in het bos (WAAR).
Maar hiermee zijn we er nog niet! Verhalen voor prentenboeken moeten binnen een bepaald aantal pagina’s vertelt kunnen worden.
Het aantal pagina’s van een prentenboek is namelijk altijd een veelvoud van vier. De reden hiervoor houdt verband met de bindwijze (voor meer informatie hierover zie de geweldige website www.prentenboek.nl (kijk bij omvang, layout en formaat).
Een veel gebruikte indeling voor het prentenboek is 32 pagina’s, hiervan zijn 12 dubbele pagina’s (spreads) voor de illustraties en het verhaal gereserveerd. De overige pagina’s zijn voor de cover, schutbladen, titelpagina, enz.
Over het algemeen heeft een prentenboekenmaker dus 12 dubbele pagina’s (of 24 enkele) om het verhaal te vertellen. Met anderen woorden: het verhaal moet in 12 scenes gehakt worden.
Bij de verdeling van het verhaal let je op 2 dingen: hou je in gedachten welke beelden je in ieder geval wilt laten zien aan de lezer en de hoeveelheid tekst per pagina.
Hierna ben je klaar om je verhaal naar proeflezers te sturen.